Naast de visie, die je hier kan nalezen, vind je hieronder het standpunt van TTB rond enkele aparte onderwerpen
Trein, tram en bus vormen geen eilanden. De klant wil zich snel en comfortabel verplaatsen van A naar B: slechte aansluitingen tussen trein en bus, uiteenlopende tarieven, … vormen een hinderpaal. TreinTramBus vraagt een sterke afstemming van alle vervoermiddelen op elkaar, zowel inzake netwerk, dienstregelingen als tarieven.
Trein, tram en bus beconcurreren elkaar niet maar moeten elkaar aanvullen: waar de trein hoofdzakelijk een verbindende rol op zich neemt, zorgen tram en vooral bus voor een ontsluiting tot in de kleinste woonkernen. TreinTramBus staat pal achter dit principe en verwerpt het concurrentiemodel tussen vervoerbedrijven dat in sommige andere landen naar voor wordt geschoven.
Stipt openbaar vervoer wordt door de klant sterk gewaardeerd. Zowel bij trein, tram als bus is dit sterk voor verbetering vatbaar.
We vragen op de eerste plaats een realistische communicatie over de stiptheid op het spoor. Daarbij dient niet de stiptheid van de trein op zijn eindbestemming, maar de stiptheid van de klant op zijn bestemming het uitgangspunt te zijn.
Daarnaast is een verbetering van de stiptheid dringend nodig. Voldoende capaciteit, brede instapdeuren, hoge perrons en materieel met een goed acceleratie- en remvermogen dragen allemaal bij tot een betere stiptheid en moeten voorkomen dat de reistijden jaar na jaar worden verlengd. Beschikbaarheid van de infrastructuur, onderhoud van het rollend materieel en een absolute voorrang van het reizigersvervoer op het goederenvervoer zijn hiervoor de instrumenten.
Betere doorstroming voor tram en bus staat garant voor een betere stiptheid: TreinTramBus pleit daarom voor tram- en busbanen. Lange wachttijden aan de kruispunten kunnen de tijdwinst van een tram- of busbaan tenietdoen. Daarom is eveneens prioriteit voor het openbaar vervoer bij de kruispunten noodzakelijk: dit kan worden gerealiseerd door een verkeerslichtenbeïnvloeding. Een beperking van de ticketverkoop aan boord, ten voordele van voorverkoop, komt eveneens de doorstroming ten goede.
Trein, tram en bus veroorzaken weinig ongevallen; het openbaar vervoer bevorderen spoort perfect met de beoogde daling van het aantal verkeersdoden. Bovendien zijn trein, tram en bus milieuvriendelijk en nemen ze in verhouding tot de afgelegde reizigerskilometers weinig ruimte in beslag.
Daarom moet de overheid trein, tram en bus profileren als een alternatief voor ALLE verplaatsingsmotieven. Momenteel is het beleid te eenzijdig gericht op het promoten van het openbaar vervoer in het woonwerk- en het woonschoolverkeer. In het vrijetijds- en het shoppingverkeer blijft het potentieel onderbenut, zeker wat het spoor betreft. Vooral het weekendaanbod is dringend aan verbetering toe.
Gelet op het groeiende aantal reizigers zijn extra investeringen in rollend materieel absoluut noodzakelijk. De NMBS beschikt met name voor regionale en lokale diensten niet over voldoende geschikt materieel. Een vlotte instap, voldoende capaciteit en een goed acceleratie- en remvermogen zijn hier prioritair. De NMBS moet eindelijk openstaan voor de inzet van lichtere voertuigen (waar nodig hybride) op secundaire en landelijke lijnen. Op de zware assen zijn comfortabele en snelle dubbeldekmotorstellen gewenst. Bij de renovatie van ouder materieel moet het comfort zo dicht mogelijk bij de hedendaagse normen worden gebracht: real time informatie, airco, 2+2-zetelopstelling, open platform voor fietsen enz.
Bij De Lijn is een inhaalbeweging inzake trammaterieel noodzakelijk: de oudste trams in Antwerpen zijn inmiddels 60 jaar oud. Deze overjaarse trams zijn niet alleen ontoegankelijk voor mensen met kinderwagens, rolstoelen of bagage. Ze zijn bovendien veel te klein voor het fel toegenomen aantal tramreizigers. De Antwerpse tramvloot is gemiddeld meer dan 30 jaar oud, of bijna een museumbedrijf. TreinTramBus eist dat op korte termijn de volledige tramvloot van De Lijn bestaat uit toegankelijke voertuigen van voldoende capaciteit.
Verder wil TreinTramBus dat bij tramlijnverlengingen ook gepast trammaterieel meegeleverd wordt. Het telkens wegplukken van tramrijtuigen op andere lijnen is voor de andere reizigers een achteruitgang en voor TreinTramBus in de huidige omstandigheden onaanvaardbaar. Het geboden comfort moet passend zijn aan de verwachtingen en noden van de reizigers. Vooral op de bus is het geboden comfort aan een aanzienlijke opwaardering toe. TreinTramBus wil de technische ruimtes zo veel mogelijk achteraan in het voertuig verzameld zien, zodat de reizigers meer vooraan kunnen plaatsnemen. Meer zitplaatsen zijn goed voor de veiligheid van de reiziger: meer zitplaatsen resulteert in minder valpartijen en gekwetsten op de bus.
Ook de zitplaatsen moeten mee evolueren met de mens. De steek en de breedte van de zitplaats moet mee toenemen met de gestalte van de moderne mens.
In Brussel is een verdere verjonging van het trampark eveneens gewenst, om te komen tot een volledig toegankelijk wagenpark op alle tramlijnen. Voor een aantal drukke buslijnen moet extra worden geïnvesteerd in gelede bussen.
Toegankelijke, propere en klantvriendelijke stations, tram- en bushaltes vormen het visitekaartje van een goed openbaar vervoer. Voor TreinTramBus schiet het huidige plan van Infrabel, waarin slechts 24 grote stations toegankelijk worden voor personen met mobiliteitsbeperkingen, ernstig tekort. Voor kleinere stopplaatsen dringt TreinTramBus aan op de plaatsing van real time informatieborden en praatpalen zodat de reiziger contact kan opnemen met de dispatching.
Meer toegankelijke tram- en bushaltes zijn eveneens een must. In de bebouwde kom gaat de voorkeur uit naar uitstulpende haltes voor de bus, waarbij de bus op de rijbaan halteert. Dit staat garant voor een beter instapcomfort, meer verkeersveiligheid en een betere doorstroming.
TreinTramBus vraagt meer aandacht voor het voor- en natransport. De looproutes naar tram en bus moeten kort en duidelijk herkenbaar zijn. De NMBS moet zowel tijdens de planning als in de dagelijkse exploitatie bijzondere zorg besteden aan de kwaliteit van de aansluitingen met De Lijn, de MIVB en de TEC.
Het gewenste treinaanbod moet bepalend zijn voor de aanleg van nieuwe spoorweginfrastructuur en niet omgekeerd. Niet zo snel als mogelijk, maar wel zo snel als nodig om in alle richtingen aansluitingen te kunnen voorzien, moet het motto zijn bij aanpassingen van spoorlijnen voor hogere snelheden.
De jongste jaren heeft de NMBS de reistijd op heel wat lijnen systematisch verlengd, zonder dat dit evenwel de stiptheid echt ten goede is gekomen. TreinTramBus pleit voor een degelijk hiërarchisch net waarbij er een duidelijk onderscheid is in aantal stops en snelheid tussen L, IR en IC-treinen. Op oordeelkundig geselecteerde knooppunten in heel het land moeten de diverse treinniveaus op elkaar aansluiten.
Bij bus en tram is een hogere commerciële snelheid mogelijk als er voldoende doorstromingsmaatregelen worden genomen. Bij De Lijn is er behoefte aan meer snelbussen, met aangepast materieel, om een aantal hiaten in het spoornet op te vullen.
Momenteel rijden de meeste treindiensten één keer per uur. TreinTramBus eist net zoals dat in Nederland het geval is, op weekdagen een halfuurdienst. Tijdens het weekeinde biedt de NMBS op tal van lijnen slechts een 2-uurfrequentie aan. Dit magere aanbod houdt geen rekening met de manifeste verschillen tussen een zaterdag en een zondag. TreinTramBus stelt dat op zaterdag een aantrekkelijk aanbod op de sporen moet gezet worden om een alternatief te vormen voor het vastlopende autoverkeer naar de winkelcentra. Een uurfrequentie gedurende de hele zaterdag en een halfuurfrequentie rond de grote steden is daarbij een minimum.
Er zijn nog te weinig late treinen op het spoorwegnet onderweg: het aanbod houdt hierbij geen rekening met de maatschappij die stilaan naar een 24-uurseconomie geëvolueerd is. TreinTramBus stelt dat vanuit de vijf grote Belgische steden en de nationale luchthaven tot middernacht in alle richtingen treinen moeten vertrekken. In bijvoorbeeld Nederland en Duitsland is dit het geval.
In de grote en middelgrote steden is een laatavondaanbod tot middernacht of later nodig, niet alleen tijdens de weekends maar, naar het voorbeeld van Antwerpen en Gent, alle dagen van de week.
De realisatie van het GEN, een Brussels voorstadsnet, gebeurt slechts schoorvoetend. Voor TreinTramBus kan al op korte termijn op diverse voorstadslijnen een significant beter aanbod worden gerealiseerd. De Brusselse noord-zuidverbinding en de ringlijnen 26 en 28 zijn daarbij complementair. Daarnaast wordt het tijd om ook voor andere grote steden een voorstadsnet te ontwikkelen. Dit dient niet noodzakelijk gepaard te gaan met grootschalige infrastructuuringrepen. Veeleer komt het erop aan het aanbod van trein, tram en bus in en rond de grote steden via een goed marketingconcept en tariefintegratie als één geheel aan de man te brengen.
Stoptreinen in landelijke gebieden zijn nog teveel het zwakke broertje van het spooraanbod. Buitenlandse voorbeelden met lightrail tonen aan dat het ook anders kan. TreinTramBus wil dat de NMBS in samenwerking met de regionale vervoermaatschappijen een aantal proefprojecten opzet, waarin een frequente lightrailbediening de ruggengraat vormt van het regionale openbaar vervoer.
Concreet vraagt TreinTramBus dat heropeningen van spoorlijnen en stations objectiever en vanuit een sociaal-economisch perspectief onderzocht worden en dat met name het ondermaatse treinaanbod in de provincie Limburg op korte termijn grondig verbeterd wordt.
De vaststelling dat zowel de meeste treindiensten van de NMBS als de bussen van De Lijn voor de grens stoppen, klinkt in het eengemaakte Europa als een vloek. Toch blijken de landsgrenzen nog steeds onneembare barrières voor trein en bus. Meer zelfs, het bestaande aanbod werd en wordt op bepaalde punten afgebouwd: nachttreinen, grensverbindingen over korte afstand, Euro City-treinen, de Beneluxtrein, tal van grensoverschrijdende buslijnen, …
TreinTramBus dringt aan op samenwerkingsverbanden met onze buurlanden om ervoor te zorgen dat de binnenlandse tarieven en voorwaarden van beide landen tot het eerste knooppunt over de grens gelden en een aantrekkelijk aanbod op te zetten dat een volwaardige verbinding maakt tussen de verschillende spoornetten.
De as Brussel-Luxemburg-Straatsburg-Basel is de laatste nog niet gemoderniseerde internationale hoofdas van ons land. We pleiten hier niet voor een klassieke TGV, maar voor een kantelbaktrein die op de bestaande lijn betere reistijden kan bieden.
TreinTramBus eist een betere afstemming van het aanbod en de tarieven van de diverse vervoerders op elkaar. Hoewel onder ‘Geïntegreerd OV-netwerk met de trein als hoofddrager’ werd verwezen naar het bestaande geïntegreerd netwerk, kunnen het aanbod en vooral de tarieven nog beter op elkaar worden afgestemd. Vooral in Brussel en omgeving, waar vier vervoerbedrijven actief zijn, is dringend een volledig geïntegreerd tariefsysteem nodig, waarbij de gebruiker met één enkel kaartje vrij kan reizen met trein, tram en bus van de NMBS, de MIVB, De Lijn en de TEC.
Daarnaast moet rond ieder groot- en regionaalstedelijk gebied een tariefverbond ontstaan. Voor de korte afstanden moet het mogelijk zijn met hetzelfde kaartje of abonnement zowel trein als bus te gebruiken. De gebruiker moet vrij kunnen kiezen of hij voor zijn verplaatsing de trein dan wel de bus neemt. Voor die vrijheid mag hij financieel niet bestraft worden.
Naar analogie met de OV-reisinfo in Nederland vraagt TreinTramBus één gemeenschappelijk infopunt voor duidelijke en correcte informatie over reismogelijkheden en tarieven van de verschillende vervoerders (NMBS, MIVB, De Lijn en TEC). Voor TreinTramBus mag het gedrukte spoorboekje niet verdwijnen.
De werfinformatie op de website van de NMBS moet veel beter: zo eist TreinTramBus dat de reisplanner van de NMBS de reële dienstregeling van de treinen op de gekozen dag weergeeft, rekening houdend met de geplande werkzaamheden.
Via het Raadgevend Comité van de Treinreizigers, de MORA en de Vervoerregioraden (De Lijn) worden de gebruikers actief betrokken bij het beleid. TreinTramBus vraagt dat de openbaar vervoermaatschappijen de vertegenwoordigers van de gebruikers in de diverse raden tijdig zouden informeren over de wijzigingen in het aanbod of de tarieven. Door de vertegenwoordigers nauwer bij de besluitvorming te betrekken kunnen de openbaar vervoerbedrijven hun beleid beter afstemmen op de wensen van de klant.
De overheid regelt de verhoudingen met de vervoerbedrijven in een beheerscontract. Dit instrument moet de rechten van de reizigers uitdrukkelijk beschermen. Zo moet men bijvoorbeeld uitdrukkelijk verplichten dat reizigerstreinen in alle gevallen voorrang krijgen op het goederenvervoer. Voorts is er nood aan een slagkrachtige en onafhankelijke administratie om op de naleving van de beheerscontracten en de investeringen toe te zien.
In en rond Brussel mist het openbaar vervoer slagkracht door een gebrek aan samenwerking tussen de vier exploitanten. TreinTramBus pleit voor een vervoersverbond voor het Brussels Gewest en de Rand zodat het aanbod, de informatieverstrekking en de tarieven optimaal op elkaar worden afgestemd. Doel moet zijn één geïntegreerd aanbod aan te bieden in de grootstedelijke Brusselse regio.
Het toenemend gebruik van bedrijfswagens stimuleert verder het gebruik van de auto, niet alleen voor woonwerkverkeer, eveneens in recreatief verkeer. TreinTramBus vraagt hier dringend fiscale maatregelen om volgens het principe “de vervuiler betaalt” duurzame vervoerwijzen te bevoordelen in vergelijking met de bedrijfswagen. Niet het autobezit, maar wel het autogebruik moet belast worden.