En weer is het openbaar vervoer maar een voetnoot.
dinsdag, 16 november 2021
Zowel met het relanceplan als met het klimaatplan heeft Vlaanderen de kans gemist om duurzame keuzes te maken, vindt Stefan Stynen (Opinie De Standaard van 16 november 2021)
Met het Europese relance- en Fit for 55-plan om de CO2-uitstoot tegen 2030 met 55 procent terug te dringen, had Vlaanderen twee keer een kans om fundamentele keuzes voor zijn toekomst te maken. Twee keer liet de regering die kans liggen. Dat het openbaar vervoer als deeloplossing van ons mobiliteitsprobleem amper aan bod komt, is onbegrijpelijk. Of Vlaanderen op termijn een lage-emissiezone wordt, blijft een open vraag. Maar dat het een lage-ambitiezone is, staat als een paal boven water. Alleen de extra middelen voor fietspaden zijn een lichtpuntje, maar het duurt vaak jaren voor de aangekondigde fietspaden er zijn.
Een duurzaam mobiliteitsbeleid berust op drie V’s: vermijden, verschuiven en vergroenen. Vermijden gebeurt sinds de coronacrisis gedeeltelijk dankzij meer telewerk, maar het luik ruimtelijke ordening blijft dode letter. Met concepten zoals de 15 minutenstad, waar bewoners alle essentiële functies op 15 minuten wandelen of fietsen vinden, kun je inzetten op nabijheid en autoafhankelijkheid vermijden. Toch blijft Vlaanderen nieuwe winkelcomplexen, ziekenhuizen of onderwijscampussen bouwen op plaatsen die met het openbaar vervoer nauwelijks bereikbaar zijn, en die De Lijn met haar huidige budgetten onmogelijk kan bedienen zonder elders te snoeien.
Ook het aspect verschuiven mist elke ambitie. Met de vervoersplannen die De Lijn in het kader van de basisbereikbaarheid maakt, zou ze volgens modelberekeningen tussen 7 en 9 procent reizigers winnen ten opzichte van de aantallen voor corona. Volgens het vijfde Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen neemt amper 16,5 procent van de Vlamingen geregeld de tram of de bus. Als dat aandeel maar met 9 procent stijgt, haalt de regering nooit de doelstellingen van haar regeerakkoord: het aandeel van de auto in Vlaanderen terugdringen tot 60 procent en zelfs 50 in Antwerpen en de Vlaamse Rand rond Brussel. Dat de focus van de basisbereikbaarheid eenzijdig op woon-school- en woon-werkverkeer blijft liggen, helpt evenmin. Openbaar vervoer moet voor alle verplaatsingsmotieven een valabele optie worden. De groei van het aantal weekendreizigers bij de NMBS bewijst dat er vraag is naar openbaar vervoer voor recreatieve en sociale verplaatsingen.
Rekeningrijden blijft taboe
Vlaanderen zal het wagenpark wel op grote schaal elektrificeren, of beter, zal de consument daartoe verplichten. Minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) had het lef om rekeningrijden opnieuw op tafel te leggen, maar voor haar collega’s blijft dat taboe. Ondertussen vloeien er, buiten de begroting om, miljarden naar grote wegenprojecten als Oosterweel, de Limburgse noord-zuidverbinding en de vernieuwing van de ringwegen rond Brussel en Gent. Met die keuzes blijven we steken in het verleden, met ruimteverslindend en duur privévervoer.
Vlaanderen zou bij de elektrificatie ten minste voorrang kunnen geven aan deelauto’s en collectieve vervoermiddelen. Maar in het relanceplan dat het naar aanleiding van de coronapandemie bij Europa indiende, gaat amper 2,16 procent van het budget naar openbaar vervoer: 93 miljoen euro op een totaal budget van 4,3 miljard euro.
Toenmalig minister van Mobiliteit Ben Weyts (N-VA) beloofde in 2018 dat er in 2021 in Vlaanderen 925 elektrische bussen zouden rijden. De Lijn heeft er vandaag welgeteld 13. Voor een ambitieuze vergroening van het voertuigenpark is volgens de vervoermaatschappij 3,2 miljard euro nodig. Dat geld krijgt ze niet, maar Vlaanderen trekt wel 65 miljoen euro uit om de bussen van de privé-exploitanten te elektrificeren. De Lijn zal dus nog een poosje moeten blijven rondrijden met vervuilende Euro 3-bussen, waarop trots ‘Bus of the Year 2004’ prijkt.